•
wat moet een leerling kunnen
•
hoe goed moet hij/zij het kunnen
•
in welke domeinen/context moet hij/zij dit kunnen
(link met de beroepsrelatie)
|
Luisteren |
Lezen |
Gesprekken
voeren |
Spreken
|
Schrijven |
A1 |
Begrijpt korte,
eenvoudige boodschappen als er langzaam en duidelijk gesproken wordt. |
Kan zeer korte, eenvoudige teksten frase voor frase begrijpen door vertrouwde namen, woorden en elementaire combinaties te herkennen en indien nodig te herlezen. |
Kan deelnemen aan eenvoudige gesprekken in situaties die veel voorkomen
in het dagelijks leven en op de werkplek. |
Kan zich uitdrukken in
losse woorden en in korte, eenvoudige zinnen over concrete zaken uit de eigen
leef- of werkomgeving. |
Kan naam adres en
andere personalia schrijven. Kan in enkele woorden een notitie maken voor
zichzelf. Kan een korte tekst (van enkele veel voorkomende zinnen) schrijven. |
A2 |
Begrijpt de belangrijkste punten van eenvoudige boodschappen en aankondigingen in het dagelijks leven, opleiding en werk. |
Kan korte teksten lezen die duidelijk gestructureerd zijn en geschreven zijn in eenvoudige en duidelijke taal. |
Kan deelnemen aan
eenvoudige gesprekken korte gesprekken in situaties die veel voorkomen in het
dagelijks leven en op de werkplek, waarbij de gesprekspartner helpt indien
nodig. Kan vragen stellen en beantwoorden en ideeën en informatie uitwisselen
over vertrouwde onderwerpen in voorspelbare, alledaagse situaties. |
Kan een eenvoudige beschrijving geven van bijvoorbeeld mensen, woon -of werkomstandigheden, dagelijkse routines, voorkeuren en afkeuren in een korte reeks simpele zinnen of opsommingen. |
Kan korte, eenvoudige
boodschappen opschrijven. Kan een zeer eenvoudige persoonlijke en zakelijke
brief schrijven. |
B1 |
Begrijpt concreet geformuleerde uitleg over veel
voorkomende onderwerpen uit opleiding en werk. |
Kan concreet
geformuleerde teksten van de opleiding, het werk of uit het dagelijks leven
lezen met een redelijke mate van begrip. |
Kan met redelijk gemak
deelnemen aan gesprekken uit het dagelijks leven, gericht op het onderhouden
van sociaal contact en het regelen van zaken. |
Kan een eenvoudige
uiteenzetting geven over vertrouwde onderwerpen uit de eigen leef- en
werkomgeving. |
Kan heldere samenhangende
teksten schrijven met een simpele, lineaire opbouw, over uiteenlopende vertrouwde
onderwerpen binnen zijn werk of opleiding. |
B2 |
Begrijpt hoofdlijnen en details van complexe informatie over vertrouwde en niet vertrouwde onderwerpen uit het dagelijks leven, werk en opleiding. |
Kan een grote variatie
aan teksten zelfstandig lezen binnen eigen opleiding, of werk of in het
dagelijks leven. Begrijpt teksten over specialistische onderwerpen als
hij/zij voldoende kennis heeft van het desbetreffende onderwerp. |
Kan in een discussie
een mening geven en die met argumenten onderbouwen. |
Kan duidelijke,
gedetailleerde monologen en presentaties geven, en daarbij ideeën uitwerken
en kracht bijzetten met aanvullende punten en relevante voorbeelden. Kan
nadruk leggen op belangrijke punten en ter zake
doende ondersteunende details. Kan standpunten en visies voorzien van
argumenten. |
|
C1 |
Kan uitgebreide betogen over abstracte en complexe
onderwerpen volgen, ook buiten het eigen interesse- of vakgebied. Begrijpt
veel idioom en spreektaaluitdrukkingen. |
Kan tot in detail lange, complexe teksten begrijpen,
waaronder specialistische artikelen en lange technische instructies op het
eigen vakterrein of bedoeld voor de geïnteresseerde leek, mits moeilijke
passages herlezen kunnen worden. |
Kan zich vloeiend en spontaan
uitdrukken. Kan de taal flexibel en effectief
gebruiken voor sociale en voor professionele doeleinden. |
Kan gedetailleerde en
precieze beschrijvingen geven van en formele presentaties houden over
complexe onderwerpen |
Kan duidelijke,
goedgestructureerde teksten over complexe onderwerpen in werk, opleiding en privé-leven adequaat en accuraat schrijven. |
C2 |
Kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm
dan ook, hetzij in direct contact, hetzij via radio of tv, zelfs wanneer in
een snel moedertaaltempo gesproken wordt als hij/zij tenminste
enige tijd heeft om vertrouwd te raken met het accent. |
Kan moeiteloos vrijwel alle vormen van de geschreven
taal lezen, inclusief abstracte, structureel of linguïstisch complexe
teksten, zoals handleidingen, specialistische artikelen en literaire werken. |
Kan zonder moeite
deelnemen aan welk gesprek of discussie dan ook en is zeer vertrouwd met
idiomatische uitdrukkingen en spreektaal. Kan zichzelf vloeiend uitdrukken en de fijnere
betekenisnuances precies weergeven. Als hij/zij een probleem tegenkomt, kan
hij/zij zichzelf hernemen en het betoog zo herstructureren dat andere mensen
het nauwelijks merken. |
Kan een duidelijke,
goedlopende beschrijving of redenering presenteren in een stijl die past bij
de context en in een doeltreffende logische structuur, zodat de toehoorder in
staat is de belangrijke punten op te merken en te onthouden. |
Kan een duidelijke en
vloeiend lopende tekst in een gepaste stijl schrijven. Kan complexe brieven,
verslagen of artikelen schrijven waarin een hij/zij een zaak weergeeft in een
doeltreffende, logische structuur, zodat de lezer de belangrijke punten kan
opmerken en onthouden. Kan samenvattingen van en kritieken op professionele
of literaire werken schrijven. |